Wanneer u in het bezit bent van een monumentenpand kunt u een deel van de onderhoudskosten aftrekken van de inkomstenbelasting. Uit de praktijk komt naar voren dat vaak niet helder is welke kosten in aftrek kunnen worden gebracht. In dit artikel zal het onderscheid tussen eigenaarslasten en huurderslasten; en onderhoudskosten en verbeteringskosten worden verduidelijkt.
Uitgaven voor monumentenpanden
Op grond van artikel 6.31 Wet op de inkomstenbelasting 2001, is het mogelijk om 80% van de drukkende onderhoudskosten af te trekken van de inkomstenbelasting. Dit geldt zowel voor een eigen woning in box 1, of een beleggingspand in box 3. Verder dient men te letten op subsidies voor het monumentenpand, deze dienen namelijk in mindering te worden gebracht op de onderhoudskosten.
Tevens is 2018 het laatste jaar dat de aftrek voor monumentenpanden kan worden benut, want de verwachting is dat deze per 1 januari 2019 wordt afgeschaft.[1] Het kan dus raadzaam zijn om uw restauratieplannen dit jaar uit te laten voeren.
Onderhoudskosten en verbeteringskosten
Het onderscheid tussen onderhoudskosten en verbeteringskosten is van belang, omdat verbeteringskosten niet in aftrek komen. Het onderscheid is te kenmerken doordat verbeteringskosten de waarde van de onroerende zaak verhogen en onderhoudskosten zijn bedoeld om de onroerende zaak in stand te houden, of achteruitgang te voorkomen.[2]
In artikel 6.31, lid 4 Wet inkomstenbelasting 2001 is het begrip onderhoudskosten nader gedefinieerd: “Onderhoudskosten van een monumentenpand zijn de kosten van werkzaamheden daaraan voor zover die ertoe hebben gestrekt het pand, zoals dat bij de aanvang van de werkzaamheden bestond, in bruikbare staat te herstellen of te houden en in redelijkheid zijn gemaakt.”
Wanneer een verwaarloosd pand wordt gekocht en dit pand naar de oorspronkelijke staat wordt hersteld, dan zal sprake zijn van onderhoudskosten.[3] Het is ook mogelijk dat door de renovatie van een pand, dit pand een zodanige radicale vernieuwing ondergaat dat een geheel nieuw pand ontstaat; in dat geval zal geen sprake zijn van onderhoudskosten, maar van verbeteringskosten.[4] Wanneer sprake is van een ‘geheel nieuw pand’ is vooral van belang dat in bouwkundig opzicht een belangrijke wijziging is ondergaan.
Aangezien het belang van het onderscheid tussen onderhouds- en verbeteringskosten is de mogelijkheid om het restauratieplan vooraf aan de Belastingdienst voor te leggen.[5] De Belastingdienst zal dan zekerheid geven over de hoogte van de aftrekpost in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Eigenaarslasten en huurderslasten
Het onderscheid tussen eigenaarslasten en huurderslasten is te kenmerken door de vraag: zou een huurder die kosten voor zijn rekening hebben genomen. In een huurwoning neemt de huurder een deel van de kosten voor zijn rekening. Onder huurderslasten vallen bijvoorbeeld: tuinonderhoud, behangen, binnenverfwerk en kleinere reparaties.[6] In 2017 is nog in een arrest geoordeeld dat ook een parketvloer onder huurderslasten vallen.[7] De kosten van het leggen van een vloerbedekking worden normaliter ook door de huurder gedragen. In uitzonderlijke gevallen zouden huurderslasten toch in aftrek kunnen komen, maar dit is afhankelijk van de samenhang tot het gehele restauratieplan.
Conclusie
Het jaar 2018 is het laatste jaar dat de aftrek voor de kosten voor monumentenpanden kan worden benut. De onderhoudskosten komen voor 80% in aftrek.
Onderhoudskosten en verbeteringskosten onderscheiden zich van elkaar doordat verbeteringskosten de waarde van de onroerende zaak verhogen en onderhoudskosten zijn bedoeld om de onroerende zaak in stand te houden, of achteruitgang te voorkomen.
Eigenaarslasten en huurderslasten onderscheiden zich door de vraag: zou een huurder die kosten hebben betaald. Zowel verbeteringskosten als huurderslasten zijn niet aftrekbaar van de inkomstenbelasting. Op zoek naar belastingadvies? Neem contact op met 4-Vision.
[1] Zie Brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 juni 2017, nr. 1217960
[2] D.A. Albregtse, Cursus belastingrecht Inkomstenbelasting, Deventer: Wolters Kluwer 2017
[3] HR 30 november 1966, ECLI:NL:HR:1966:AX6195
[4] HR 22 juli 1985, ECLI:NL:HR:1985:BH1704
[5] Besluit van 7 maart 2016, nr. BLKB 2016/360M
[6] D.A. Albregtse, Cursus belastingrecht Inkomstenbelasting, Deventer: Wolters Kluwer 2017
[7] HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:717