Na maanden van onderhandelingen zijn de partijen VVD, CDA, D66 en de CU eindelijk tot een akkoord gekomen. In het regeerakkoord, welke op 10 oktober is gepresenteerd, zijn een groot aantal maatregelen en regelgevingen opgenomen welke het beleid voor de komende jaren moeten gaan vormen.
Een groot deel van de maatregelen hebben veranderingen op fiscaal gebied tot gevolg. In deze reeks zal er stilgestaan worden bij de belangrijkste fiscale maatregelen, waarbij deze aflevering zich focust op de inkomstenbelasting.
Schijven box I
Onder de huidige regelgeving wordt er in box I van de inkomstenbelasting geheven over het inkomen uit werk en woning. Daarbij wordt er afhankelijk van het inkomen, 13,15%, 40,8% of 52% belasting over het inkomen uit werk en woning betaald.
De nieuwe maatregel uit het regeerakkoord heeft tot gevolg dat er nog maar twee schijven overblijven: een eerste schijf van 36,93% en een toptarief in de tweede schijf van 49,5%. Het gevolg van de nieuwe regelgeving is dat personen met middeninkomen minder sneller in de hoogste schijf zullen vallen. Voor hen zal het dus meer lonen om meer te werken. Meer werken leidt dan namelijk minder snel tot meer belasting betalen.
Heeft u recht op een AOW-uitkering? Dan blijven er voor u wel drie schijven bestaan.
Tarief box II
In de tweede box van de inkomstenbelasting wordt er geheven over het inkomen uit aanmerkelijk belang. Van een aanmerkelijk belang is onder meer sprake wanneer er voor tenminste 5% aandelen gehouden worden in het kapitaal van een vennootschap. Tegenwoordig wordt over het voordeel dat komt kijken bij een aanmerkelijk belang 25% belasting geheven.
In 2020 zal dit tarief worden verhoogd naar 27,3%. Een jaar later zal er nog een verhoging plaatsvinden. Het percentage zal dan 28,5% bedragen. De reden voor de geleidelijke verhoging van het box II tarief heeft te maken met de verlaging van het belastingtarief in de vennootschapsbelasting. Met de verhoging van het box II tarief moet worden voorkomen dat het te aantrekkelijk wordt om aandelen te houden in de hoedanigheid van de bv.
Heffingsvrije vermogen
In de inkomstenbelasting wordt er ook nog geheven over het inkomen uit sparen en beleggen. Dit is belast in box III en wordt ook wel de belasting over het vermogen genoemd. Om belastingbetalers tegemoet te zien is in de wet opgenomen dat over de eerste €25.000 aan vermogen geen belasting geheven wordt. Dit wordt ook wel het heffingsvrije vermogen genoemd. Om spaarders nog verder te ontzien, zal het heffingsvrije vermogen worden verhoogd tot een bedrag van €30.000.
Tegenwoordig wordt het vermogen niet geheven naar het actuele rendement; afhankelijk van het vermogen wordt een fictief rendement in aanmerking genomen. In het regeerakkoord is de intentie opgenomen om het systeem zo aan te passen dat er toch belast wordt over het actuele rendement dat u maakt.
Hypotheekrenteaftrek
Bent u een hypothecaire lening aangegaan om de aankoop van uw woning te financieren? Dan betaalt u hierover rente. Deze rente mag onder voorwaarden worden afgetrokken van uw inkomen, waardoor u minder inkomstenbelasting hoeft te betalen. In de praktijk betekent dit als u bijvoorbeeld 42% belasting betaald over uw inkomen, u ook 42% van de betaalde rente (verminderd met het eigenwoningforfait) in aftrek mag brengen.
Het percentage waartegen de rente afgetrokken mag worden wordt nu nog vanaf 52% jaarlijks verminderd met 0,5%. Vanaf 2020 zal dit veranderen. De aftrek zal in vier stapjes van 3% verlaagd worden tot 36,93%. Dit is het percentage van de nieuwe eerste schijf. Het belastingvoordeel dat komt kijken bij de hypotheekrenteaftrek wordt dus ingeperkt.
Eigenwoningforfait
Om de inperking van het belastingvoordeel enigszins goed te maken, is besloten om het eigenwoningforfait te verlagen. Bezit u een huis met WOZ-waarde van minder dan €1.060.000? Dan bedraagt het eigenwoningforfait in de meeste gevallen 0,75% van de WOZ-waarde. Dit wordt verlaagd naar 0,60%.
Het eigenwoningforfait wordt als inkomst gezien voor de belastingheffing. Om de belasting die u moet betalen over het bezitten van een eigen woning te bepalen, is de eigenwoningforfait dus bepalend. Nu het forfait lager wordt, heeft dit tot gevolg dat er minder belasting betaald hoeft te worden.
Heffingskortingen
In het onlangs gepubliceerde Belastingplan is voor een aantal heffingskortingen reeds bepaald dat deze met ingang van 1 januari van het nieuwe jaar verhoogd dan wel verlaagd zullen worden. In het regeerakkoord is voor enkele heffingskortingen ook alvast vastgesteld dat deze in de toekomst (verder) zullen toenemen.
De algemene heffingskorting wordt verhoogd met €350, de arbeidskorting krijgt een nieuw plafond van €360 en de ouderenkorting wordt met €160 verhoogd. De heffingskortingen worden in mindering gebracht op het bedrag dat aan inkomstenbelasting verschuldigd is en leidt er dus toe dat minder belasting betaald hoeft te worden.
Meer informatie over inkomstenbelasting?
Wilt u weten wat de gevolgen voor u als ondernemer kunnen zijn met betrekking tot de inkomstenbelasting? Of heeft u andere vragen over het Regeerakkoord? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.